Identiteit
In de korte en thematisch complexe roman Identiteit van de van oorsprong Tsjechische schrijver Milan Kundera zegt Chantal, een van de twee hoofdpersonen van het boek, dat ze zich ervan bewust is dat ze zich telkens met twee gezichten aan de wereld laat zien. In haar privéleven ziet ze zichzelf als een verrader, en op haar werk doet ze zichzelf voor als iemand die haar werkgever verraadt. De dubbelheid ervaart zij als een deugd, niet als een negatieve karaktereigenschap. Wel vraagt zij zich aan het begin van de roman vertwijfeld af: ‘Want hoe lang zal ik nog in staat zijn mijn twee gezichten te behouden?’ Chantal benadrukt met deze vraag de leugenachtige rol die wij moeten spelen en de persoonlijke vermommingen die wij telkens bewust of onbewust aannemen wanneer wij ons in deze twee - meestal van elkaar gescheiden - private en publieke werelden manifesteren. Wanneer je Wikipedia erop naleest, vind je: ‘De term “persoonlijkheid” is afgeleid van het Latijnse “persona” of masker, waardoor ook de connotatie is ontstaan dat persoonlijkheid te maken heeft met het uiterlijke gedrag, dat wat de omgeving van iemand ziet.’
Het dubbele gezicht wordt in de beeldhouwkunst vaak geassocieerd met de Romeinse god Janus, die met twee gezichten wordt afgebeeld en die in de Romeinse mythologie bekendstaat als de god van het begin en het einde, van het openen en het sluiten. Die Janus-figuur treffen we bij Hans van der Ham niet aan; wél figuren die zouden kunnen doorgaan voor de golem, de in een joodse legende uit klei gemaakte mens die bijvoorbeeld het onderwerp is van de roman Der Golem (1915) van de Duits-Oostenrijkse schrijver Gustav Meyrink, of figuren die zijn gebaseerd op Pinocchio. Deze twee zo verschillende identiteiten waarmee Van der Ham zich in zijn beeldhouwkunst identificeert, staan symbool voor de voor hem verontrustende maakbaarheid van de mens. Wat zal er met de mensheid gebeuren, zo lijkt Van der Ham zich af te vragen, als de toekomstige mens in staat blijkt te zijn een mens volledig buiten het biologische proces van geboren worden en doodgaan om te maken? Hans van der Ham spreekt, wanneer hij het over zijn eigen werk heeft, vaak over twee werelden, en beschouwt ‘de zichtbare wereld als een “verpakking” van een andere onzichtbare, kwetsbare wereld’. Die dubbelheid waarover Van der Ham het heeft, staat ver af van Chantals leugenachtigheid; bij Van der Ham gaat het over inhoudelijke gelaagdheden, over wat verborgen ligt. In de sculpturen die hij de afgelopen jaren heeft gemaakt modelleert en transformeert, openbaart en vermomt hij zijn personae, die hij in de meeste gevallen met het materiaal klei tot een verstild, hermetisch en bijna ongrijpbaar leven kneedt. We zien een figuur met een duikerpak dat is opgebouwd uit dikke plakken klei die door ‘touwtjes’ van klei bij elkaar worden gehouden, en we zien geharnaste figuren die zich tegen de buitenwereld lijken te bewapenen of die zich met een wapperende vlag als overwinnaar lijken te manifesteren. Wat is er in de diepte van een oceaan te zien? Wie valt wie of wat aan? Welke overwinning wordt er gevierd? De titel PERSONAE die Van der Ham voor deze tentoonstellingscatalogus gebruikt, staat niet alleen voor de rol die een acteur op het toneel speelt, maar ook voor het masker waarmee een persoon zich aan de wereld toont. Wanneer een persoon een masker op zijn gezicht zet, lijkt dit in eerste instantie bedoeld om zijn persoon te ontmenselijken, zo lijkt Van der Ham ons te zeggen. Maar het opzetten van een masker kan evengoed de deur naar een metafysische wereld openen, zoals we dat zo vaak zien in etnografische objecten.
Bezieling en ontzieling - of: op welk moment verandert de mens in een andere persoon, overstijgt hij zichzelf of houdt hij op zichzelf te zijn? De beelden van Van der Ham tonen nooit één gezicht, zijn op het eerste gezicht geen herkenbare figuren en lijken ook niet naar een reële wereld te verwijzen. Misschien komt dat omdat zijn beelden zelden levensgroot zijn. In de solotentoonstelling die in Galerie Nouvelles Images in 2012 plaatsvond, had Van der Ham wel een meer dan manshoog beeld van keramiek opgesteld tussen de foto’s van zijn mede-exposant, de Franse fotograaf Charles Fréger. Fréger liet foto’s zien uit zijn serie Wilder Mann uit 2011-2012: van gemaskerde rituelen die hij op afgelegen plekken overal in Europa had gefotografeerd. In deze opstelling was dit beeld Zonder titel geen vreemd ogend beeld meer: het was net alsof een van de vele wilde Männer daar nu opeens echt stond. Fréger toont ons de vermomming van mens naar dier. Personen die een masker opzetten en zich in vreemde kledij hullen, zijn op de foto’s van Charles Fréger soms incarnaties van voorouders, personificaties van slechte geesten, of duistere winterdemonen. Ze zeggen allemaal iets over de oude gebruiken van een bepaalde plaats of regio in een bepaald land, en ze tonen ons raadselachtige en afschrikwekkende figuren die refereren aan l’homme sauvage, de mens van wie we allemaal afstammen. Werkelijkheid en droom. De beelden van Van der Ham lijken zich inhoudelijk tussen deze twee uitersten te bewegen. Bedekken en onthullen: het is net alsof hij zijn beelden telkens met deze raadselachtige dubbelheid weet te bepantseren. De tweeledigheid roept afstand op en maakt zijn beelden ongrijpbaar.
Woorden ontregelen. Identiteit is geen gegeven, maar lijkt inwisselbaar te zijn. Zoiets gebeurt er tussen Chantal en Jean-Marc, die zijn geliefde aan het begin van de roman met iemand anders verwart, en die zichzelf na zijn vreselijke vergissing afvraagt hoe het mogelijk is dat hij de persoon die het dichtst bij hem staat en van wie hij het meeste houdt, op een zeker moment niet heeft herkend. Wanneer Chantal vroeg in de roman de volgende zin uitspreekt: ‘De mannen kijken niet meer naar me om’, blijken diepdoorvoelde liefdesbekentenissen plotseling niets meer waard te zijn, veranderen deze opeens in leugens en leiden ze uiteindelijk tot een ontsporing van hun relatie. De roman Identiteit eindigt verrassend, omdat Kundera in de laatste pagina’s een soort van surreële droomtoestand weet op te roepen, waardoor de lezer zich vertwijfeld afvraagt of alle gebeurtenissen wel werkelijk hebben plaatsgevonden.
Kundera schrijft over de vervreemding die één zin teweeg kan brengen. Van der Ham maakt vreemde beelden die de beschouwer altijd laat turen - ja, naar wat? Naar gevoelens, naar sentimenten? Naar een verborgen ziel? Of enkel en alleen naar de beangstigende wezenloosheid die de omhulsels van zijn beelden oproepen? Ogen zijn de spiegels van onze ziel. Maar wanneer iemand een masker opzet, staan het ‘spreken’ en het ‘zien’ niet meer direct met elkaar in verbinding, en zien wij alleen nog maar twee verstopte ogen die zich achter het masker verborgen houden. De in zichzelf gekeerde geportretteerden van Hans van der Ham lijken geen toenadering te willen zoeken. De ware identiteit van zijn personae wordt in zijn beelden met opzet verhuld. Van der Ham lijkt ons te willen zeggen dat het tot cliché geworden begrip van het-oog-als-spiegel-van-de-ziel niet opgaat wanneer het gezicht gemaskerd wordt getoond. Of anders gezegd: we zijn allemaal iemand anders.
Erik Bos, juni 2013